Feest van Sint-Jacobus op 25 juli

Albrecht DürerJacobus de Meerdere was van oorsprong visser en één van de twaalf discipelen van Jezus. Hij was samen met zijn broer Johannes visser en boette netten. Boeten betekende herstellen van te grote gaten in de netten, en dit is symbool geworden van boete doen: door boete te doen herstel je ook fouten die je gemaakt hebt. De apostel Jacobus wordt De Meerdere (Major, de oudste leerling) genoemd, om hem te onderscheiden van De Mindere (Minor of de Jongere, de jongere of latere leerling), die de auteur is van het Bijbelboek Brief van Jakobus.

Jacobus de Meerdere behoorde samen met de apostelen Johannes en Petrus tot Jezus’ meest geliefde leerlingen en was met hen getuige van het tot leven wekken van het dochtertje van Jaïrus, de transfiguratie (de verheerlijking van Christus op de berg Tabor, waarbij Mozes en Elia verschenen) en mocht bij Hem waken voorafgaand aan Zijn lijden en dood in de hof van Getsemane.

Na Jezus’ Hemelvaart ging Jacobus prediken in Judea en Samaria en vervolgens in het Iberisch Schiereiland. Daar zou Maria aan hem verschenen zijn, die hem de opdracht gaf een pilaar ter ere van haar te bouwen: Onze Lieve Vrouwe van de Zuil (feest 12 oktober). In Zaragossa is daarom de kerk van Nuestra Senora del Pilar ter ere van haar gebouwd.

Jacobus keerde na zeven jaar terug naar Judea, waar hij zich echter de woede van de joodse hogepriester Abjatar op zijn hals haalde (Jacobus zou nogal heetgebakerde en felle preken hebben gehouden) en hij uiteindelijk werd onthoofd op bevel van Herodes Agrippa in 44. Hij zou vlak voor zijn onthoofding nog de Schriftgeleerde Josias hebben bekeerd en gedoopt met water, waarna Josias hetzelfde lot wachtte. Jacobus was hierdoor de eerste apostel-martelaar en de tweede martelaar na de diaken H. Stefanus.

Jacobus is vooral bekend geworden door Santiago de Compostella in Spanje, waar zijn graf zou zijn. Het verhaal gaat dat twee leerlingen, Athanasius en Theodorus, Jacobus’ lichaam na zijn dood hebben meegenomen naar Spanje in een bootje dat geleid werd door een engel. Daar werd hij door hen begraven. Zijn graf werd in de 9e eeuw gevonden, omdat boven het graf van Sint Jacobus (Sant Iago) een ster verscheen, vandaar de naam campus stellae (veld van de ster of sterrenveld), verkort tot Compostella. Daarop is de beroemde kathedraal gebouwd. Jacobus zou als ruiter te paard en met een zwaard nog verschenen zijn bij de slag bij Cavijo (844) en hebben geholpen met de overwinning op de Moren. Sinds 1100 is Santiago de Compostella een van de grootste bedevaartsoorden ter wereld, mede door toedoen van Karel de Grote en de paus.

Sint-Jacobsschelp, symbool en wegwijzer op de bedevaartsroute naar Santiago di Compostela.De zogenaamde Jacobusschelp verwijst ook naar hem, omdat volgens de legende een ridder met zijn paard in de zee terecht kwam, tot Jacobus bad om hulp en bedekt met schelpen aan land kwam. Ook wordt geschreven dat Jacobus zelf op die plek aangespoeld zou zijn. Deze Jacobusschelpen worden het meest gevonden in Noordwest Spanje. De schelp is een herkenningsteken geworden voor elke pelgrim op weg naar Santiago de Compostella.
Pelgrims onderweg op de Camino naar Santiago di Compostela.

Jacobus de Meerdere is patroonheilige van Spanje en Spaanstalige landen. Hij is gemakkelijk te herkennen aan zijn pelgrimshoed, staf en schelp op zijn mantel.

Tekst: Lambert Cuenen